Algemeen
De jaarrekening is samengesteld met inachtneming van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Voor zover niet anders aangegeven zijn de activa en passiva opgenomen op basis van de historische kosten.
Balans – Activa
Vaste activa
De vaste activa zijn nader te verdelen in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.
Immateriële vaste activa
Onder immateriële vaste activa wordt opgenomen het saldo van (dis)agio. Deze activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs verminderd met lineaire (vast bedrag per jaar) afschrijvingen. Afgeschreven wordt op basis van de looptijd van de uitzettingen.
Activa in eigendom van derden worden afgeschreven over maximaal de periode, waarvoor ze voor die derden geacht worden van nut zijn. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden in aanmerking genomen.
Materiële vaste activa
Het BBV onderscheidt 3 categorieën investeringen:
a) Investeringen met een economisch nut
b) Investeringen met een economisch nut, waarvan ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven
c) Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Conform de Interne Verordening 2004 worden investeringen groter dan € 100.000 gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met lineaire afschrijvingen, op basis van de geschatte levensduur. Investeringen met een economisch nut of maatschappelijk nut met een reeds genomen (principe)besluit op de ingangsdatum van deze verordening of herziening van de verordening kunnen alleen worden afgeschreven op basis van de lineaire methode, conform het BBV tot het einde looptijd.
Conform de nieuwe BBV regelgeving worden met ingang van 2017 ook de investeringen met maatschappelijk nut geactiveerd.
De materiële vaste activa worden als volgt afgeschreven:
Categorie | Afschrijvingstermijn |
Gronden en terreinen | |
| Geen afschrijving toegestaan |
| 30 |
| 30 |
Woonruimten | n.v.t. |
Bedrijfsgebouwen | |
| 40 |
| 30 |
| 30 |
Grond, weg- en waterbouwkundige werken: | |
| 30 |
| 30 |
| 30 |
| 30 |
| 30 |
| 30 |
| 5 |
| 30 |
| 15 |
Vervoermiddelen | |
| 5 |
| 30 |
Machines, apparaten en installaties | |
| 5 |
| 5 |
| 10 |
| 15 |
| 15 |
| 5 |
| 20 |
| 20 |
| 7 |
Overige materiële vaste activa | |
| 10 |
| 5 |
Financiële vaste activa
Deelnemingen worden langlopende leningen, Obligaties en deposito's worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde.
De overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer bestaan uit garantieproducten, obligaties en deposito’s. Garantieproducten worden bij aanschaf gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs en jaarlijks opgerent totdat op het moment van aflossing de garantiewaarde wordt bereikt.
Vlottende activa
Gronden (niet) in exploitatie
Gronden (niet) in exploitatie worden gewaardeerd op de vervaardigingsprijs of lagere marktwaarde. De onderhanden werken grondexploitatie zijn opgenomen tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de opbrengsten wegen verkopen. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten (limitatief opgesomd in de kostensoortenlijst zoals opgenomen in artikel 6.2.4 van het Besluit Ruimtelijke Ordening), welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Voor verwachte negatieve exploitatieresultaten wordt een voorziening getroffen. Het beheerfonds bevat de gecumuleerde resultaten van de reeds afgesloten deelprojecten.
Vorderingen
Vorderingen worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs, verminderd met een eventuele voorziening voor oninbaarheid.
Overige vlottende activa
De overige vlottende worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde.
Voorraad gereed product en handelsgoederen (Revolverend fonds)
Deze worden gewaardeerd op de verkrijgingsprijs of lagere marktwaarde
Balans – Passiva
Eigen vermogen
De algemene reserves en bestemmingsreserves worden gewaardeerd op nominale waarde.
Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan Provinciale Staten een bepaalde bestemming hebben gegeven. Deze bestemming kan door PS nog gewijzigd worden.
Voorzieningen
Onder de voorzieningen zijn opgenomen:
- Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op het moment van opstellen van de jaarrekening onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
- Op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
- Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren die van de Europese en Nederlandse overheidslichamen zijn ontvangen.
Voorzieningen worden gewaardeerd op nominale waarde, met uitzondering van de voorziening Pensioenen gedeputeerden. Aan de voorziening Pensioenen gedeputeerden ligt een actuariële berekening ten grondslag. De gehanteerde rekenrente bedraagt 1,648% (voorheen 0,864%).
Conform het hierover bepaalde in het BBV worden geen voorzieningen gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen (zoals: ziektekosten en vakantierechten) van vergelijkbare volume.
Aangezien ultimo 2017 geen voormalige bestuurders aanspraak maken op hun wachtgelduitkering is geen voorziening gevormd.
Vaste schulden met een looptijd van één jaar of langer
De langlopende schulden worden gewaardeerd op nominale waarde.
Vlottende passiva
De vlottende passiva worden gewaardeerd op nominale waarde.
Programmarekening
Grondslag voor resultaatbepaling
De baten en lasten worden tenzij anders vermeld, toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
Afschrijving
De afschrijving van activa start per 1 januari van het jaar na het jaar van investeren of wordt gestart op het moment van ingebruikname, uitgezonderd agio en disagio. Deze wordt geamortiseerd over de precieze looptijd van de betreffende geldlening.
Rente en rendement
Onderdeel van de uitzettingen is een garantieproduct waarvan het gegarandeerd resultaat naar rato wordt toegerekend en wordt genomen in het jaar waarop deze betrekking heeft.
De rentevergoeding aan het BOR-fonds bedraagt het rekenkundig twaalf-maands gemiddelde over de rekening-courantverhouding van de provincie met de Rabobank.
Subsidies
Handreiking “Verantwoorden van subsidies” (Commissie BBV, januari 2019)
In januari 2019 heeft de Commissie BBV de handreiking “Verantwoorden van subsidies” gepubliceerd. In de handreiking gaat de Commissie BBV in op de vraag wanneer de subsidie als last bij de subsidiegever en als bate bij de subsidieontvanger dient te worden verantwoord.
In de handreiking geeft de Commissie BBV aan dat de verwerkingswijze afhangt van het type subsidie en de gestelde voorwaarden, waarbij de Commissie BBV - bij voorwaardelijke subsidieverstrekkingen (exploitatie- en investeringssubsidies) – duidelijk aangeeft dat de subsidielast op basis van toerekeningsbeginsel verantwoord dient te worden. Dit betekent dat de subsidielast (gedeeltelijk) verantwoord dient te worden in het jaar waarin door de subsidieontvanger de prestatie (waarvoor de subsidie voor is verstrekt) is geleverd en (gedeeltelijk) aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Zoals hierboven toegelicht, zijn de verstrekte (voorwaardelijke exploitatie- en investerings) subsidies in de jaarrekening 2017 van de provincie Utrecht verantwoord op basis van het voorzichtigheidsprincipe. Deze verwerkingswijze wijkt derhalve af van de verwerkingswijze zoals opgenomen in de handreiking"Verantwoorden van subsidies", d.d. 21 januari 2019 van de Commissie BBV.
Omdat decentrale overheden de begroting niet meer aan kunnen passen, heeft de Commissie in de handreiking “Verantwoorden van subsidies” aangegeven dat de wijze van verwerken zoals opgenomen in de handreiking “Verantwoorden van subsidies” in ieder geval vanaf verslagjaar 2019 toegepast dient te worden. Daarnaast beschikken wij op grond van de geldende kaders en met subsidieontvangers gemaakte afspraken niet over de benodigde informatie om de subsidielasten op basis van het toerekeningsbeginsel te bepalen.
Wanneer de handreiking voor 2019 ongewijzigd blijft, dient in de jaarrekening 2019 een stelselwijziging voor de verantwoording van de subsidielasten naar het toerekeningsbeginsel plaats te vinden. Een wijziging naar de verwerkingswijze op basis van het toerekeningsbeginsel betreft een complexe en omvangrijke transitie met ingrijpende impact op de bedrijfsvoering. Voor de financiële verantwoording geldt dat de post nog te betalen subsidies op basis van het toerekeningsbeginsel naar verwachting aanzienlijk lager zal uitvallen en het eigen vermogen hoger. De daadwerkelijke financiële impact kan – vanwege het ontbreken van de benodigde informatie - op dit moment echter nog niet worden bepaald.
Grondslag voor resultaatbepaling en waardering
De baten en lasten worden tenzij anders vermeld, toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.
De lasten als gevolg van voorlopige subsidietoekenningen worden genomen op het moment van het beschikken (afgeven van de beschikking), tenzij:
a. De hoogte van de subsidie expliciet is verbonden aan de te leveren prestaties (p x q subsidies), voorbeeld hiervan is een vast bedrag aan subsidie per aangelegd bushokje;
b. De subsidie op basis van de subsidiebeschikking expliciet toe te rekenen is aan volgende begrotingsjaren (bijvoorbeeld een subsidie concessie openbaar vervoer toegekend in 2016, maar voor exploitatiejaar 2017).
c. Per balansdatum reeds een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de eventueel terug te vorderen subsidie (dit corrigeren op de last). Dan wordt een vordering te opgenomen in de jaarverslaggeving (inclusief correctie op de lasten) indien op een betrouwbare wijze kan worden ingeschat welk deel van de toegekende subsidies zal worden ingetrokken dan wel lager zal worden vastgesteld. Indien blijkt dat dit bijvoorbeeld op basis van de afgelopen jaren geen constant beeld oplevert en derhalve geen betrouwbare inschatting gemaakt kan worden, dan wordt de vordering uit voorzichtigheid nog niet verantwoord.
Als gevolg van deze verantwoordingssystematiek bestaat er op balansdatum derhalve een onzekerheid ten aanzien van de exacte hoogte van de (nog te betalen) subsidies.
Foutenherstel
Bij het opstellen van de jaarrekening is gebleken dat er in de jaarrekening 2016 sprake is van materiële fouten. In deze paragraaf beschrijven wij de aard van deze fouten alsmede de financiële effecten hiervan op de jaarrekening 2017. Verder merken wij op dat geen sprake is van een fundamentele fout daar deze fouten individueel of tezamen niet onontbeerlijk zijn voor het vereiste inzicht en/of impact hebben op besluitvorming door de Provinciale Staten. Daarnaast merken wij op dat omvang van de hieronder beschreven fouten voor een groot deel voortkomen uit de jaren vóór 2016 en derhalve niet volledig toezien op het jaar 2016.
1. Fouten met een impact op het resultaat na mutaties in de reserves
- Fout A. Ten onrechte niet activeren van aangekochte gronden
Vóór 2017 werden aangekochte gronden direct ten laste gebracht van het resultaat. Achtergrond hierbij is dat de gronden niet langdurig in bezit blijven en daarnaast is de gemiddelde waarde per m2 relatief laag. Deze systematiek is echter niet toegestaan overeenkomstig het BBV en daardoor is de post ‘voorraden’ in de jaarrekening 2016 voor een bedrag van € 12,0 miljoen te laag verantwoord.
In de jaarrekening 2017 is deze materiële fout overeenkomstig het BBV prospectief gecorrigeerd. Hierdoor wordt het resultaat vóór en na bestemming € 12,0 miljoen hoger weergegeven.
- Fout B. Foutieve grondexploitatieberekening Hart van de Heuvelrug
Door wijzigingen in wet- en regelgeving en foutieve interpretatie van samenwerkingscontracten is in de grondexploitatieberekening, die ten grondslag ligt aan de waardering zoals verantwoord in de jaarrekening 2016, een aantal posten opgenomen die overeenkomst het BBV niet opgenomen mogen worden. Als gevolg van deze bevinding is de post ‘voorraden’ in de jaarrekening 2016 voor een bedrag van € 7,8 miljoen te laag verantwoord.
In de jaarrekening 2017 is deze materiële fout overeenkomstig het BBV prospectief gecorrigeerd. Hierdoor wordt het resultaat vóór en na bestemming € 7,8 miljoen hoger weergegeven.
- Fout C. Onjuiste afgrenzing van baten en lasten:
De juiste toerekening van baten en lasten aan het boekjaar waar de post betrekking op heeft, heeft in het boekjaar 2016 en eerder niet correct plaatsgevonden. Dit leidt ertoe dat baten en lasten niet in het juiste boekjaar zijn verantwoord.
In de jaarrekening 2017 is deze materiële fout overeenkomstig het BBV prospectief gecorrigeerd. Hierdoor wordt het resultaat vóór bestemming € 16,0 en na bestemming € 6,9 miljoen lager weergegeven.
2. Fouten verschuiving in de balans
- Fout D. Verwerking van toegezegde subsidies:
De verwerking van toegezegde subsidies heeft vóór 2017 – mede als gevolg van samenvoegingen/fusies met andere subsidieverstrekkende organisaties in het verleden – niet consistent plaatsgevonden. Een deel van de verstrekte subsidies is correct verwerkt op basis van het voorzichtigheidsbeginsel en een deel foutief op basis van het kasstelsel. Deze laatste verwerkingswijze is niet toegestaan in overeenstemming met het BBV en daardoor is de post ‘overlopende passiva (verplichtingen uit hoofde van subsidies)’ voor een bedrag van € 109,6 miljoen te laag weergegeven en de bestemmingsreserves € 109,6 miljoen te hoog.
In de jaarrekening 2017 is deze materiële fout overeenkomstig het BBV prospectief gecorrigeerd. Hierdoor wordt het resultaat vóór bestemming € 109,6 miljoen lager weergegeven. Door de onttrekking uit de bestemmingsreserve – ten gunste van het resultaat – heeft deze correctie geen impact op het resultaat na bestemming.
Totaaloverzicht impact foutenherstel
De impact van de hiervoor beschreven fouten op de jaarrekening 2017 kan als volgt worden weergegeven:
- impact fouten A tot en met C op het gerealiseerde resultaat: € 12,8 miljoen hoger resultaat
- verschuiving van € 109,6 miljoen binnen de balans van bestemmingsreserve naar overlopende activa.
Motorrijtuigenbelasting
In de jaarrekening is een bate opgenomen aan opcenten motorrijtuigenbelasting. Reeds meerdere malen in het verleden zijn discussies ontstaan met het ministerie van Financiën omtrent de juistheid en volledigheid van het aandeel van de provincies in de opbrengst motorrijtuigenbelasting. De belastingdienst verstrekt inzake de afgedragen gelden geen specifieke accountantsverklaring ten behoeve van de Provincies. De rechtmatigheid en volledigheid van deze opbrengst kan daarom niet worden vastgesteld.