Jaarverslag 2017

Vernieuwing Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)

Set van verplichte beleidsindicatoren
De toenemende vraag om te sturen met behulp van indicatoren heeft bij de wijziging van het BBV geleid tot de verplichting om een verplichte set van beleidsindicatoren in de programmabegroting op te nemen (naast de eigen set van provinciale beleidsindicatoren).
Op verzoek van de Minister hebben provincies in 2017 in IPO-verband onderzocht welke indicatoren voor hen het meest geschikt zijn. Het IPO heeft haar advies in juni 2017 aan de Minister van BZK verzonden. De lijst is nader uitgewerkt in een Ministeriële regeling: Regeling beleidsindicatoren provincies (november 2017). Voor iedere provinciale kerntaak is tenminste één indicator opgesteld. De set van verplichte indicatoren dient voor het eerst te worden opgenomen in de begroting en jaarrekening 2018. Voor het eerst over twee jaar wordt in IPO-verband bezien of de set van beleidsindicatoren moet worden aangevuld of geactualiseerd.

Verbonden partijen
Het is van belang dat de Provinciale Staten in het proces van begroten en verantwoorden de benodigde informatie krijgt om de bijdrage van verbonden partijen aan de realisatie van de programma’s en de daaraan verbonden risico’s te kunnen beoordelen en te laten meewegen in het proces van horizontale sturing en verantwoording. De vernieuwing van het BBV ten aanzien van de verbonden partijen is er met name op gericht de prestaties van verbonden partijen en de eventuele risico’s hierbij beter te kunnen beoordelen. In de paragraaf verbonden partijen moet een duidelijke indeling worden gemaakt tussen gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en verenigingen, vennootschappen en coöperaties. De begrotingsprogramma’s moeten ingaan op de risico’s van deelname in de betreffende verbonden partij(en). Het begrip verbonden partijen dient twee keer per jaar in de P&C-producten te worden toegelicht, of één keer in de vier jaar, via een Kadernota verbonden partijen.

Verwerking in jaarrekening 2017
De paragraaf Verbonden partijen is aangepast op de beschreven wijzigingen (zie ook begroting 2017).
In de programmaverantwoording wordt aangegeven welke verbonden partijen onderdeel is van het betreffende programma. De overige informatie wordt verder toegelicht in de verplichte paragraaf verbonden partijen waarbij wordt ingegaan op de risico’s van deelname in de aan het programma bijdragende verbonden partij(en).

Kaderstelling
In het eerste kwartaal van 2018 is een herziene Nota Verbonden partijen aangeboden aan PS.

Taakvelden
De programma-indeling van de begroting blijft voor iedere provincie een vrij te kiezen indeling. De verplichte productenbegroting is vervallen. Wel dient er verplichte uitvoeringsinformatie naar taakvelden opgenomen te worden. Deze indeling naar taakvelden wordt ook gebruikt voor het aanleveren van financiële informatie aan derden. Met deze wijziging van het BBV is de wijze waarop de informatie voor derden (Iv3) wordt verstrekt vereenvoudigd. In de nieuwe regeling voor Iv3 wordt voorgeschreven welke taakvelden provincies en gemeenten moeten gebruiken voor het opstellen van de uitvoeringsinformatie.
De voorgeschreven taakvelden vervangen vanaf de begroting 2017 de functies in de Iv-3 aanlevering. Ook de categorieën zijn opgenomen in de nieuwe regeling, waarbij een aantal wijzigingen zijn doorgevoerd zodat de categorieën aansluiten op de informatievoorziening richting Europa en de nationale rekeningen. In bijlage 9 van de decembercirculaire 2015 was reeds de voorlopige taakveldenlijst voor provincies opgenomen. De definitieve taakveldenlijst is bij Ministeriële Regeling vastgesteld: Regeling taakvelden en IV3.

Verwerking in jaarrekening 2017
In de bijlage Overzicht op taakvelden is de verplichte ‘taakveldenrapportage’ opgenomen (zie ook begroting 2017).

Overhead en rente
De paragraaf bedrijfsvoering biedt inzicht in de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. Naast deze paragraaf dient er op grond van het vernieuwde BBV een (financieel) ‘programma’ voor algemene overheadkosten te worden opgenomen. De overhead wordt hierbij niet langer aan de afzonderlijke programma’s toegerekend, maar wordt als afzonderlijk budget door PS geautoriseerd.
Rentekosten worden ook tot de algemene overhead gerekend en worden niet langer doorbelast aan de diverse investeringen. Hier zijn overigens wel uitzonderingen op, bijvoorbeeld ten aanzien van grondexploitaties. Onder het ‘oude’ BBV was er zo veel mogelijk sprake van integrale kostprijzen. Dit systeem werd door velen als ingewikkeld en niet transparant ervaren. Bij de overhead wordt tenslotte ook betrokken de berekening van de uurtarieven, wanneer het doorberekeningen in belastingtarieven betreft, dan wel toerekening van personele kosten aan projecten zowel in- als extern gericht. Deze vernieuwing heeft derhalve ook gevolgen voor de paragrafen ‘provinciale belastingen en heffingen’ en ‘bedrijfsvoering’.

Verwerking in jaarrekening 2017
In de jaarrekening is een verantwoording ‘1.6.2 overhead’ opgenomen (zie begroting 2017).

Stelsel van baten en lasten

In het baten en lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en baten ontstaan. Hiermee wordt het mogelijk om integrale kosten en opbrengsten te bepalen. Het BBV gaat uit van het baten en lastenstelsel.

  1. In het BBV moeten investeringen met economisch nut worden geactiveerd en afgeschreven op basis van de verwachte levensduur van het actief (ons provinciehuis wordt bijvoorbeeld over 40 jaar afgeschreven). Het ‘oude’ BBV liet daarnaast de vrijheid om investeringen met een maatschappelijk nut (bijvoorbeeld onze wegen) al dan niet te activeren en indien gewenst versneld af te schrijven. Met ingang van de begroting 2017 moeten ook investeringen met maatschappelijk nut verplicht worden geactiveerd. Het gaat veelal om omvangrijke investeringen, die (onder het oude BBV) in de ene provincie (of gemeente) wel en in de andere provincie niet werden geactiveerd. Deze keuzevrijheid maakte dat veel begrotingen niet goed met elkaar konden worden vergeleken. Het maakt voor het saldo van baten en lasten nogal wat uit of je de aanleg van een weg in één keer volledig als kosten meeneemt of gedurende 20 jaar afschrijft. Deze wijziging geldt uitsluitend voor nieuwe investeringen met ingang van 2017.
  2. Het EMU-saldo is gebaseerd op kasbasis. Met het oog op een betere raming en beheersing van het EMU-saldo is het vanaf de begroting 2017 vereist het EMU-saldo meerjarig op te nemen in een begrotingsparagraaf. Om dit mogelijk te maken is een geprognosticeerde balans voorgeschreven voor het jaar t+1 die tenminste de posten moet bevatten die nodig zijn om het EMU-saldo er eenduidig uit af te kunnen leiden. De geprognosticeerde balans moet aansluiten op de balans in de jaarrekening, maar behoeft niet dezelfde mate van detaillering te kennen.

Kaderstelling
In november 2017 is de Nota investeren, waarderen en exploiteren door PS vastgesteld. Deze nota is een uitwerking van de wettelijke kaders zoals neergelegd in het BBV en de Verordening interne zaken van de provincie Utrecht. Aan de hand van de vastgestelde Nota investeringen en de uitwerkingen in de nota’s kapitaalgoederen mobiliteit en bedrijfsvoering wordt een meerjaren investeringsplanning (MIP) en meerjaren onderhoudsplanning (MOP) voor de kapitaalgoederen opgesteld en zullen de financiële effecten, als gevolg van de kapitaalslasten, zichtbaar worden.
In de toelichting op de balans in de financiële jaarrekening wordt het effect van deze stelselwijziging zichtbaar gemaakt.

ga terug